チルチルのオランダ語・学習記録 - DE of HET?

記事インデックス

 

20+3=23 twintig plus drie is drieëntwintig
20-3=17 twintig min drie is zeventien
20:2=10 twintig gedeeld door twee is tien
20x2=40 twintig maal twee is veertig

plus 足す
min 引く
gedeeld door 〜で割る
maal かける

新単語

1. kijken 見る
2. telefoneren 電話する
3. zitten 座る
4. boodschappen doen 買い物をする
5. spreken 話す
6. praten しゃべる
7. slapen 寝る
8. schrijven 書く
9. fluiten 口笛を吹く
10. wandelen 歩く・散歩する
11. luisteren naar 〜を聴く
12. fietsen 自転車にのる
13. drinken 飲む
14. zwemmen 泳ぐ
15. eten 食べる
16. lachen 笑う
17. voetbalspelen サッカーをする
18. schilderen 描く
19. roken タバコを吸う
20. lezen 読む
21. dansen 踊る
22. koken in de keuken キッチンで料理する
23. stofzuigen 掃除機をかける
24. wassen 洗う
25. breien 編む
26. naaien 縫う
27. kammen 髪の毛をとく
28. borstelen ブラシをかける

 

一週間 De dagen van de week

maandag 月
dinsdag 火
woensdag 水
donderdag 木
vrijdag 金
zaterdag 土
zondag 日

 

eergisteren おとつい
gisteren きのう
vandaag 今日
morgen 明日
overmorgen あさって

 

季節 de seizoenen

lente 春
zomer 夏
herfst 秋
winter 冬


de maanden 月

januari 1月
februari 2月
maart 3月
april 4月
mei 5月
juni 6月
juli 7月
augustus 8月
september 9月
oktober 10月
november 11月
december 12月


1. Wat is de eerste (=nr.1) dag van de werkweek? maandag
2. Op welke dag gaan veel katholieke mensen naar de kerk? zondag
3. Op welke dag gaan veel islamitische mensen naar de moskee? vrijdag
4. Op welke dag gaan veel joodse mensen naar de synagoge? zaterdag
5. Op welke dag gaan de kinderen in België alleen in de voormiddag naar school? woensdag
6. Op welke dag eten veel katholieke mensen geen vlees? vrijdag
7. Op welke dagen is het weekend? zaterdag en zondag
8. Wat is de laatste (=nr. 5) dag van de werkweek? vrijdag
9. Op welke dagen heb jij Nederlandse cursus? dinsdag en donderdag
10. Op welke dag zijn veel winkels in België dicht? zondag (en maandag)
11. Op welke dag gaan veel mensen in de avond naar het café, de discotheek enz.? vrijdag en zaterdag
12. Wat is jouw favoriete dag? zondag
13. Op welke dag ben je heel moe? vrijdag
14. Wat is jouw favoriete schooldag of werkdag? dinsdag
15. Op welke dag is het markt waar jij woont? woensdag


Vul het juiste seizoen in bij de tekeningen. Kies uit het lijstje.

1. de winter van 21 december tot 20 maart
2. de lente van 21 maart tot 20 juni
3. de zomer van 21 juni tot 20 september
4. de herfst van 21 september tot 20 december

 

a. Op 1 september begint het nieuwe schooljaar.
b. De zomer begint op 21 juni.
c. Oktober is de 10de maand van het jaar.
d. In België vier je Nieuwjaar op 1 januari.
e. Tussen maart en juni vallen de maanden april en mei.
f. De grote schoolvakantie valt in de maanden juli en augustus.
g. De 2de maand van het jaar is februari.
h. Kerstmis vieren we op 25 december.
i. In de maand maart begint de lente.
j. De derde maand van de herfst is december.


de of het

DE
Pattern 1 Personen


de man
de lerares
de jongen

with exceptions like het meisje, het kind.

Pattern 2 Woorden met op het einde –ing / -heid


de oefening
de regering
de nijverheid (=industrie)

例外
het ding

Pattern 3 Meervoud 複数形


de stoelen (de stoel)
de boeken (het boek)


HET
diminutieven (=woorden met –je)
het boekje (het boek)
het flesje (de fles)


WOORDEN MET 2 DELEN: nr. 2 determineert het of de

het hoofd + de stad = de hoofdstad
de zieke + het huis = het ziekenhuis

練習問題
1. de auto
2. het stoeltje
3. de verandering
4. de bloemen
5. het kind
6. de man
7. de meisjes
8. het minderheid
9. de Noordzee
10. de president
11. de gezondheid
12. het tafeltje
13. de deuren
14. de buurmeisjes
15. de leerkracht
16. het ziekenhuis
17. het ding
18. het water
19. het kleinkind
20. de student

昔は男性、女性、中性の名詞があったのが、しだいに男性と女性はDeという定冠詞を使い、中性はHetという定冠詞を使うということになったそうです。というわけで、全体の7、8割はDe名詞なのです。迷ったときはDeにしておけば、なかなか高い確率で正解です。(・・・ちゃんと覚えましょうね)

おすすめ新着記事